Deel II BEHEER

Beheer

Beheer

Uitvoering

Uitvoering

2|1 Beheer

2 1.1 Beheer: overkoepelend thema

Genoemde thema’s -biodiversiteit, klimaatadaptatie, duurzaamheid, gezondheid/welzijn- zijn in het leven geroepen om de ambities van de gemeente Opmeer te kunnen waarmaken. Om te werken in de lijn van één of meer gekozen thema’s is gericht beheer nodig. Juist omdat het in meer dan één thema van toepassing is wordt beheer als overkoepelend thema aangemerkt. 

Onderstaand is een overzicht opgenomen van het beheer in algemene zin, dus niet gericht op een bepaald deel van de gemeente Opmeer. Dat is een logische keuze, omdat thema’s niet gebonden zijn aan specifieke plaatsen in de gemeente, maar gelden voor alle werkzaamheden in de gehele gemeente Opmeer. 

Het beheer staat daarmee niet in dienst van de gemeente Opmeer, maar eigenlijk in dienst van de gekozen thema’s.

2 1.2 Communicatie en samenwerking: overkoepelend thema

Ook overkoepelend als thema is communicatie en samenwerking. Hiervoor is gekozen omdat het op alle gebieden van toepassing is; geen enkel thema kan succesvol worden zonder effectieve toepassing van deze twee facetten. Bewoners en gemeente dienen goed te communiceren om een effectieve samenwerking tot stand te kunnen brengen. De gemeente is daarbij in de praktijk vaak de faciliterende partij om initiatieven van de grond te kunnen krijgen. En om bewoners en bedrijven ‘mee te kunnen nemen’ in de groene ambities van de gemeente. Met een goede samenwerking treedt een kentering op in het idee dat de gemeente de enige verantwoordelijke is voor het groen in de woon- en werkomgeving. Zeker in de aanvangsfase van het hernieuwde groenbeleid is informeren van derden door de gemeente een aandachtspunt. 

Het is van wezenlijk belang om als gemeente steeds terug te grijpen en te verwijzen naar het uitgestippelde beleid om bewustwording en enthousiasmering (en dus draagvlak) bij de bewoners te creëren.

De gemeente realiseert zich dat samenwerken een noodzaak is. Zij maakt daarom ook graag gebruik van de vakkennis die bij burgers en bedrijven aanwezig is op allerlei gebieden, zeker ook op het groene vakgebied. Samenwerking biedt voor alle partijen een meerwaarde.

2 1.3 Biodiversiteit als thema

Omdat de thema’s biodiversiteit en klimaatadaptatie meer aandacht opeisen in het beleid volgt hieronder een uitwerking van deze thema’s. Deze richten zich meer op beheeraspecten.

Biodiversiteit is kortweg de verscheidenheid aan leven in een bepaald gebied – van een waterdruppel tot een compleet bos of zelfs de aarde als geheel. Biodiversiteit omvat alle soorten planten, dieren en micro-organismen, maar ook de enorme genetische variatie binnen die soorten en de variatie aan ecosystemen waar ze deel van uitmaken, van moerassen tot woestijnen. Het gaat dus lang niet alleen over bloemen, bomen en aaibare beesten. Het begrip omvat het totaalpakket aan levende organismen en systemen – en de interacties daartussen.

Biodiversiteit draagt bij aan toepassingen voor onder meer landbouw en natuurbescherming, maar ook voor duurzame economische groei en gezondheid. In en bij het beheer wordt de volgende manier invulling gegeven aan biodiversiteit:

  • Verwezenlijken zo groot mogelijke, aaneengesloten gebieden; juiste aanpak bij versnippering:
    In een bebouwde omgeving ontkomt de gemeente niet aan versnippering. Er is nu eenmaal vaak te weinig ruimte om aaneengesloten gebieden te realiseren. Toch liggen in een versnipperd gebied mogelijkheden voor biodiversiteit. Gebruik van een gevarieerd, inheems sortiment levert biodiversiteit ook al is dat op kleine schaal. Een enkele struik, haag of boom biedt al voedsel-, verblijfsruimte en schuilmogelijkheden voor fauna.  
  • Werken met de natuur in plaats van ertegen.
    De gemeente heeft gekozen voor een kwaliteitsniveau B waar netheid vaak het kwaliteitsniveau bepaalt. Toch hoeft volgens het gekozen niveau niet alles volledig vrij te zijn van ‘onkruiden’. Binnen het niveau liggen mogelijkheden om biodiversiteit te realiseren. Behoud van niet woekerende ‘onkruiden’ is mogelijk. Zelfs het volledig dichtgroeien van de bodem door onkruiden vormt in veel gevallen geen probleem en wordt niet als storend ervaren. Op plaatsen waar dit kan wordt door selectieve onkruidbeheersing het vastgestelde kwaliteitsniveau op andere wijze behaald.
  • Aan te leggen groen toetsen aan waarde voor de (Nederlandse) natuur.
    Keuze voor soorten die bijdragen aan de biodiversiteit. Geen gebruik van steriele beplantingssoorten. Verwijderen invasieve soorten. Overleg met belanghebbenden zoals bijvoorbeeld ecologen en imkers over de soortenkeuze.
  • Aandacht voor een gezonde bodem.
    Voor groei is een gezonde bodem een voorwaarde. Zonder bodemlucht, vocht of voeding is geen leven mogelijk. Dat geldt voor alles wat leeft. Variatie in voeding en vocht zorgt voor biodiversiteit. Bij de aanleg en bij het beheer wordt hiermee gevarieerd. 
  • Stimuleren instandhouding/uitbreiding natuurlijke leefomgevingen.
    Het open karakter, het vogelweidegebied in stand houden. Verhoging biodiversiteit door kleine veranderingen door te voeren. Gedifferentieerd maaibeheer, aanleg kleine voorzieningen voor amfibieën of landschapselementen voor vogels. Aanleg robuuste wegbeplantingen op plaatsen waar deze gewenst zijn. Daarbij kan samenwerking gezocht worden met aangrenzende landeigenaren. Verhoging waterkwaliteit door beschaduwing watergangen, variatie in diepte en breedte van watergangen.
  • Plagen aanpakken alleen daar waar nodig, bij voorkeur biologisch, zoals eikenprocessierups.
    Zorgen voor een natuurlijk evenwicht door kansen te geven aan natuurlijke vijanden van plaag veroorzakende flora en fauna. Alleen ingrijpen indien sprake is van onrechtmatige overlast. Meer inheems bloeiende groenelementen door bijvoorbeeld gazons terug te dringen indien hieraan geen functie te koppelen is. Stimuleren broedgelegenheid voor vogels door projecten zoals vogelvriendelijke tuinen of erven te stimuleren. Betrekken plaatselijke natuurverenigingen bij plaagbeheersing. Monitoren van plagen en overlast in plaats van altijd kiezen voor preventieve of reactieve bestrijding.
  • Natuurvriendelijke (akker)randen realiseren.
    Voorlichten waarde van natuurvriendelijke randen. Gemeente moet daarin voorop lopen door overgangen van gazon naar bosplantsoenvakken natuurvriendelijk te maken. Voorlichten en zelfs beschikbaar stellen van zaden. Toepassen van inheemse – boven uitheemse mengsels. 
  • Stimuleren natuurtuinen/pluktuinen/vlindertuinen etc.
    Gehoor geven aan de wens om meer natuur en zelfbeheer in de openbare ruimte te realiseren. ‘Stadslandbouw’ speelt in tal van Nederlandse gemeenten. Wanneer het op de juiste manier wordt gefaciliteerd, draagt dit niet alleen bij aan het bewuster omgaan met voedsel en onze leefomgeving. Het zorgt ook voor vergroening van het straatbeeld, ontstaan creatieve broedplaatsen, kan het een besparing opleveren wat betreft groenonderhoud of een rol spelen in het welzijn van ouderen. Duidelijke afspraken met alle betrokken partijen zijn een must indien initiatieven genomen worden.

2 1.4 Klimaatadaptatie als thema

Door klimaatverandering neemt het aantal extreem warme dagen toe. In de bebouwde omgeving is het doorgaans warmer dan in de omringende landelijke gebieden. Hoge temperaturen kunnen een veelheid aan effecten hebben. Wellicht de meest bekende is hitte-stress bij mensen, met negatieve gevolgen voor de gezondheid, met name van kwetsbare groepen. Dagen met een aanzienlijke kans op hittestress komen in de bebouwde kommen meermaals per jaar voor. Het aantal gaat verder toenemen. Daarnaast neemt de kans op piekbuien toe met als gevolg een toenemende kans op wateroverlast, zeker in op plaatsen met veel verharding en een beperkte afvoercapaciteit door hun hoge mate van verharding.

De gemeente treft daarom de volgende maatregelen:

  • Flexibele instelling om steeds adequaat te kunnen reageren op nieuwe ontwikkelingen.
    Open staan voor veranderingen. Niet bij voorbaat nee op ontwikkelingen. Oog voor alle belanghebbenden.
  • Samenwerking met disciplines zoals wegenbouw, waterschap, bouwbedrijven, rioolbedrijven maar ook met groenbedrijven om een optimaal resultaat neer te kunnen zetten. Gebruik maken van elkaars kennis en kwaliteiten.
  • Stimuleren om meer groen te realiseren.
    Weghalen overbodige verhardingen, ontharden tuinen, meenemen in stimuleren vogelvriendelijke erven en tuinen. Water vasthouden in het gebied, stimuleren van de ‘ouderwetse’ regenton. Open tuinendag faciliteren of organiseren.
    Belang van een groene omgeving uitleggen aan bewoners. Duidelijk maken dat het leven in een groene gemeente als Opmeer geen vanzelfsprekendheid maar dat door iedereen gewerkt moet worden om dit zo te houden.
  • Zelf het voortouw nemen als gemeente met bijvoorbeeld afkoppeling hemelwater, aanleg groen.Denken buiten de gebaande paden. Een beplanting in de gemeente hoeft niet op gemeentelijke grond aangelegd te worden. Dat kan op particulier terrein, gefinancierd door bedrijven en onderhouden door de agrarische sector. Aanleg wadi’s op plaatsen waar hiervoor ruimte gemaakt kan worden. In stand houden van de royale waterdepots in de nieuwbouwwijken. Meewerken aan het hierboven genoemde ‘ouderwetse’ regenton project. 
  • Veel aandacht voor groeiplaatsinrichting bomen, boven- en ondergronds. De juiste groeiplaats voor de juiste soort en andersom. Indien opwaardering van de bodem nodig is dan geen grond uitwisselen maar de bestaande grond verbeteren. Geen bomen meer plaatsen indien daar geen ruimte voor is. Juist dan nieuwe ruimte zoeken. 
  • Scherp zijn op kapbeleid bomen.
    Aandacht voor kroonvolume of -oppervlakte boven het aantal bomen stellen. Juiste afweging maken tussen baten en overlast van bomen. Kappen van bomen niet straffen maar het hebben van bomen stimuleren.
  • Inheems en autochtoon uitgangsmateriaal.
    Van de totale populatie inheemse boom- en struiksoorten van Nederland is nog geen 3% uit Nederland afkomstig (autochtoon). Zij zijn door menselijke handelingen verdwenen uit ons landschap. Sinds enkele decennia wordt zaad van deze soorten in een levende genenbank opgekweekt om het voortbestaan te garanderen. Hierdoor is het mogelijk om autochtone bomen en struiken weer in het landschap te herintroduceren.

    Autochtone bomen en struiken zijn van hoge waarde voor de natuur in Nederland. Naast dat deze soorten in cultuurhistorische elementen als houtwallen, hakhout en vlechtheggen voorkomen, brengen zij een hogere genetische diversiteit met zich mee. Deze bomen en struiken hebben zich na de laatste ijstijd in Nederland op natuurlijke wijze gevestigd en verjongd.

    Doordat autochtone populaties vanouds in Nederland groeien hebben zij sinds de ijstijden meer dan tienduizend jaar van evolutie en genetische selectie achter de rug. Hierdoor zijn zij beter aan Nederlandse bodem- en klimaatomstandigheden aangepast, zijn ze ziekteresistenter en hebben zij een hogere biodiversiteit dan inheemse bomen- en struiken met een herkomst buiten Nederland.

2 1.5 Duurzaamheid als thema

Als groen op een juiste wijze wordt ingevuld, dan gaat het ook langer mee, ofwel: dan heeft het groen een hogere duurzaamheid. Het begint al bij de aanleg: de omstandigheden moeten geschikt zijn om gedurende een aanzienlijk aantal jaren de beoogde functie van het groen te kunnen vervullen. Ook de gebruikte soorten moeten hier op afgestemd zijn, zodat het groenvak zonder noemenswaardige ingrepen als waardevol kan bestaan. Als de keuzes bij ontwerp en aanleg juist zijn, dan zijn beheeringrepen nauwelijks nodig. 

Daarom gaat de gemeente Opmeer op de volgende manier om met het creëren van duurzaamheid:

  • Groenkeuze baseren op de in het beleid genoemde ambities, zoals omschreven in de gekozen hoofdthema’s, met altijd aansluiting op meerdere waarden en functies. 
  • Groenaanleg alleen in daarvoor geschikte of geschikt gemaakt omstandigheden. Dat betekent dat voldoende ruimte aanwezig moet zijn voor een verdere uitgroei, zowel boven- als ondergronds. De ondergrondse groeiplaats moet aan bepaalde eisen voldoen, zoals een voldoende hoeveelheid aan organisch materiaal, zijdelingse afscherming waar nodig, geen afdekkingen van de oppervlakte etc. 
  • Groenaanleg met juiste soorten op de juiste plaats. Daarbij is kennis nodig van de soorten die goed gedijen binnen de Noord-Hollandse omstandigheden. 
  • Voorkomen opdruk verhardingen door boomwortels. Het later amputeren van wortels die tot overlast en situaties met verhoogd risico leiden is altijd slecht voor bomen en dus nooit een duurzame maatregel. Afscherming van het groenvak, voldoende ondergrondse groeiruimte van goede kwaliteit en juiste soortkeuze kunnen een aanzienlijke inperking van opdrukproblematiek betekenen. 
  • Inzetten op langere omlooptijd voor groen en bomen door creëren gunstige omstandigheden. Of groen of bomen enkele jaren probleemloos meegaat of meerdere decennia maakt een wezenlijk verschil voor de beleving van het groen, voor de waarde die het groen vertegenwoordigd, bijvoorbeeld binnen het thema klimaatadaptatie en voor het financiële aspect. 
  • Inzetten Bomen Effect Analyse waarbij de effecten beschreven worden van activiteiten in de buitenruimte op bestaande bomen, meestal bij bouw en aanleg. Op deze manier worden bomen op een verantwoorde manier ingepast in ontwerpen of activiteiten. 
  • Alleen ingrijpen in natuurlijke processen indien nodig. De natuur heeft vaak het vermogen om zichzelf te genezen, om zelf voor herstel zorg te dragen. Niet ingrijpen kan bijvoorbeeld al slaan op het niet verwijderen van bladafval ter bevordering van de organische kringloop. 
  • De gemeente gebruikt geen chemische middelen bij onkruidbeheer. Deze middelen vervuilen de grond, het water en de lucht. Chemische bestrijdingsmiddelen beschadigen gewassen en organismen waarvoor de bestrijding niet bedoeld was. Direct en indirect schaadt deze bestrijdingsmethode ook de gezondheid van de mensen. 
  • Duurzaam inkopen/aanbesteden: inheems plantmateriaal (milieuvriendelijke teelt), bemesting, onkruidbestrijding, verwerking vrijkomende materialen, vakmanschap gemeente en uitvoerenden, ook extern. 
  • Werktuigen en gereedschappen zo ‘schoon’ (en vaak dus modern) mogelijk om te kunnen voldoen aan de milieueisen. ‘Zero-emission’ is de term die hierbij hoort.
  • Cradle to Cradle concept toepassen: elke grondstof en elk materiaal dat gebruikt wordt moet óf biologisch afbreekbaar zijn óf moet eindeloos kunnen worden hergebruikt. 

2 1.6 Gezondheid en welzijn als thema

Groen levert een belangrijke bijdrage aan de gezondheid van de inwoners van de gemeente Opmeer. Dat geldt zeker niet uitsluitend voor de positieve effecten op de luchtkwaliteit en het klimaat. Het gaat ook over het recreëren in een gezonde, groene leefomgeving. Over wandelen, ontmoeten, samenwerken en samen leren, etc. De gemeente wil ook in de praktijk een belangrijke speler zijn in het bevorderen van gezondheid en welzijn van hun inwoners, onder meer door:

  • Meer groen aanleggen in de directe woonomgeving. Geen kleine oppervlaktes, maar zo veel mogelijk aaneengesloten ter verhoging van de natuur- en de belevingswaarde.
  • Educatieve functies toevoegen aan groenprojecten. Dit kan op meerdere manieren, bijvoorbeeld door aanplant van bijzondere soorten, door informatiepanelen bij de soorten. Verder kan gedacht worden aan het plaatsen van bijenkasten, vleermuizenkasten, vogelnestkasten, aanleg van een vlindertuin, dit alles ter lering en vermaak van gebruikers van de buitenruimte. 
  • Enthousiasmeren van inwoners en verenigingen om gezamenlijk projecten op te pakken, zoals een hertenkamp dat door vrijwilligers beheerd wordt.
  • Een sport- en spelinrichting realiseren, fitnessrekken, skatebaan, bikeparcours; allemaal voorbeelden van een inrichting om te verblijven, te sporten, om samen te zijn. 
  • Het aanbrengen van informatiepanelen bij bijzonderheden, wetenswaardigheden over wat zichtbaar is in de openbare ruimte. 

2|2 Uitvoering

2 2.1 Algemeen

Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV)
In Artikel 12 van de BBV is onder lid 1d opgenomen dat ‘Groen’ ook beschouwd wordt als kapitaalgoed. Het doel van het BBV is de begroting- en het verantwoordingproces van het opstellen van de jaarstukken transparanter te maken. Het betreft hier een begroting, een meerjarenraming, het jaarverslag en de jaarrekening. In dit plan worden als onderdeel van de BBV de vervangingskosten en de beheerkosten aangegeven van het groen.

Vervanging
Groen in de gemeente kent over het algemeen een beperkte levensduur en moet na een bepaalde tijd dan ook worden vervangen of worden omgevormd. In de meeste gevallen wordt groen om één of meer van onderstaande redenen vervangen, het groen:

  • Heeft een slechte technische staat.
  • Valt binnen een herinrichtingsproject.
  • Functioneert niet.
  • Is niet veilig.
  • Veroorzaakt overlast.

De onderstaande tabel geeft inzicht in de omlooptijd van het groen en de jaarlijks te renoveren hoeveelheden anno 2023.

2 2.2 Het beheer van de bomen

De gemeente Opmeer beheert vanaf 1 januari 2023 ongeveer 9.100 bomen. Het aantal is ten opzicht van het vorige beheerplan meer dan verdubbeld omdat bomen van het Hoogheemraadschap overgekomen zijn.Het beheer van de bomen richt zich op de volgende onderdelen:

Veiligheid
Uitgangspunt bij het boomveiligheidsbeleid is risicobeheersing. Het is niet mogelijk om veiligheid te garanderen. Dit wordt ook niet vereist vanuit de wet. Periodieke controles, uitvoering van veiligheidsmaatregelen en regulier onderhoud aan bomen kunnen de risico’s op ongevallen en materiële schade wel beperken. Het boomveiligheidsbeleid van de gemeente Opmeer geeft invulling geven aan het beperken van risico’s. De richtlijn biedt informatie om het veiligheidsbeleid op te stellen. Zij volgt daarom de Richtlijn Boomveiligheidscontroles van CROW.

Snoeibeheer
Snoeien van een boom doet een boom over het algemeen geen goed. Conflicten met de omgevingsruimte of het in stand houden van een bepaalde vorm noopt de beheerder toch tot het treffen van snoeimaatregelen. Om deze snoeimaatregelen efficiënt en goed uit te voeren werkt zij als volgt:

Begeleidingssnoei
Deze snoei wordt eens per drie jaar uitgevoerd bij bomen die hun uiteindelijke takvrije stam nog niet behaald hebben. Deze takvrije stam is nodig om overlast of schade te voorkomen. Een boom in een berm heeft takken boven de rijbijbaan. Een vrachtwagen moet hier onderdoor kunnen rijden zonder de takken te raken. Door regelmatig kleine snoeiingrepen uit te voeren aan de boom wordt de boom ‘begeleid’ naar zijn eindbeeld, bijvoorbeeld een takvrije tam van acht meter. Verruimen van de periode tussen de snoeibeurten levert zwaardere en duurdere snoeibeurten op. Niet goed voor de boom en kostenverhogend.

Onderhoudssnoei 
Bomen die niet meer in de begeleidingssnoei fase zitten (en dus hun beoogde opkroonhoogte bereikt hebben) komen in de onderhoudssnoei fase. De bomen worden alleen nog gesnoeid indien sprake is van zogenaamde probleemtakken. Dat zijn takken die overlast of schade op kunnen leveren. In 90% van de gevallen betreffen het afgestorven takken die gemakkelijk uit kunnen breken of takken die uitgezakt zijn in te laag boven de rijbaan hangen. In andere gevallen gaat het over takken die onrechtmatige hinder veroorzaken. Dat kunnen bijvoorbeeld takken zijn die teveel licht wegnemen bij woningen. Gemiddeld wordt bij een boom de onderhoudssnoei eens per zes jaar uitgevoerd. Niet uitvoeren van onderhoudssnoei betekent dat de kans op schade, letsel of overlast toeneemt.

Vormsnoei
Bomen die een bepaalde vorm gekregen hebben door ingrijpen van de mens en waarbij die vorm behouden moeten blijven krijgen periodiek vormsnoei. Hieronder vallen bijvoorbeeld de knot- en leivormen (indien die niet periodiek gesnoeid worden worden het weer ‘gewone’ bomen). De snoeicyclus verschilt per vorm:

  • Leivormen: jaarlijks
  • Knotvormen: eens per drie tot zes jaar
  • Vruchtbomen: jaarlijks

Kwaliteitsniveaus
Anders dan bij de groenvakken wordt bij de bomen geen kwaliteitsniveau gehanteerd volgens de Kwaliteitscatalogus Openbare Ruimte. Planmatig Boombeheer®, waarbij de bomen in een vaste cyclus gesnoeid worden blijkt de beste beheeroptie te zijn. Hierbij worden bomen in de begeleidingssnoei fase eens per drie jaar gesnoeid. Bomen in de onderhoudssnoei fase worden gemiddeld eens per zes jaar gesnoeid. Of onderhoudssnoei uitgevoerd wordt is afhankelijk van de boomveiligheidscontrole. Als probleemtakken (bijvoorbeeld afgestorven takken of takken in de takvrije zone) aangetroffen worden dan volgt een snoeibeurt. Uitstellen van snoei levert in alle gevallen een verhoogd risico én hogere beheerkosten op.

Takvrije zones

Kappen van bomen
Bomen in een goede groeiplaats kunnen ook in een bebouwde omgeving oud worden. Hoe ouder de boom hoe meer waarden hij heeft. Langere omlooptijden (periode tussen aanplant en kap van de boom) zorgen voor minder afschrijvingskosten. Oudere bomen zijn daardoor zelfs economisch aantrekkelijk voor het beheer. Het is dus van belang dat bomen oud kunnen worden. Het kapbeheer van de gemeente Opmeer richt zich hierop. Zij kiest voor kwaliteit in plaats van kwantiteit. In de gemeente staan nog enkele beplantingen onder slechte groeiplaatsomstandigheden. Beoordeeld wordt of opwaarderen van de groeiplaats mogelijk is en of de bomen dat waard zijn. Als dat zo is dan wordt de boom behouden en de groeiplaats verbeterd. Blijkt dit niet mogelijk te zijn dan wordt de boom gekapt en wordt een groeiplaats ingericht die geschikt is voor een boom met een lange omlooptijd. 

Ziekten en plagen:

  • Iepenziekte: Deze voor iepen dodelijke ziekte kan in toom gehouden worden door:
    • Aangetaste of conditioneel slechte iepen te verwijderen.
    • Geen ongeschild iepenhout toe te laten in de gemeente.
    • Vernietigen van bomen met legsels van iepenspintkever (zogenaamde broedbomen).
    • Aanplant van resistente soorten.
    • Variatie in iepensoorten.
  • Jaarlijks worden de iepen tweemaal gecontroleerd op iepenziekte. Aangetaste bomen worden binnen een maand verwijderd. Het vrijkomend hout wordt ter plaatse onschadelijk gemaakt. Indien nodig wordt een andere boom(soort) terug geplant.
  • Essentaksterfte: Voor jonge essen is deze aantasting meestal fataal. Jaarlijks worden de essen eenmaal gecontroleerd op essentaksterfte. Bij een aangetaste bomen ontstaan afgestorven takken in de kroon. Deze moeten verwijderd worden waardoor de snoeifrequentie oploopt. Oudere essen kunnen de aantasting overleven, jonge essen sterven vaak af. Er is volop onderzoek gaande naar mogelijkheden om de essentaksterfte in toom te houden. Minder gebruik van essen en variatie in soorten en cultivars geeft hoopvolle resultaten.
  • Kastanjebloedingsziekte: Hoewel deze ziekte zeker bij oudere bomen vaak niet fataal is voor de boom, zijn het de secundaire aantastingen die zorgen voor het afsterven van de boom. Vaak treedt een aantasting van oesterzwam op. Het hout van de kastanje wordt zwak en de kans op uitbreken van takken of afbreken van de boom neemt sterk toe. Kastanjes worden jaarlijks gecontroleerd op kastanjebloedingsziekte. Aangetaste bomen worden onderzocht op secundaire aantastingen. Afgestorven takken worden uit de boom gehaald. Ook hier is sprake van een verhoogde onderhoudslast door de toenemende snoeifrequentie. Kastanjebloedingsziekte is niet te behandelen. Terughoudend zijn met de aanplant van de paardenkastanje voorkomt uitbreiding van de ziekte. Op plaatsen waar een kastanje wegvalt wordt indien nodig een andere boom terug geplant.
  • Eikenprocessierups: De eikenprocessierups zat een aantal jaren terug nog niet in noord Nederland. Langzaamaan rukt hij op naar het noorden. Inmiddels heeft hij ook Opmeer bereikt. Door de brandharen die de rupsen verliezen is de gezondheid van mens en dier in het geding. De brandharen kunnen irritatie teweeg brengen. Bestrijding van de plaag (en omvang van het probleem) wordt geïndiceerd door het aantal meldingen, de hoeveelheid eiken in de gemeente en de locatie waar deze eiken staan.  Monitoring en preventieve bestrijding is geboden om eventuele overlast binnen de perken te houden. Hiervoor wort de leidraad beheersing eikenprocessierups gevolgd: https://processierups.nu/wp-content/uploads/2022/02/Leidraad-eikenprocessierups-2022-2.pdf 
  • Voorkomen van monoculturen van eiken, jaarlijkse monitoring, verbeteren leefomstandigheden voor natuurlijke vijanden en bestrijding overlast vormen de te nemen beheermaatregelen.
  • Massaria
    Massaria is sinds 2007 een frequenter voorkomende ziekte in de platanen in ons land. Het gaat om een houtrot veroorzakende schimmelaantasting waarbij de veiligheid voor de gebruikers van de openbare ruimte in het geding komt vanwege het plotseling uitbreken van takken. De beheermaatregelen betreffen: hogere controlefrequentie, gerichte controle en wegsnoeien van aangetaste delen.
  • Bacterievuur
    Deze bacterie infectie is vooral voor de appel- en perenteelt een bedreiging. Omdat verspreiding van bacterievuur op eenvoudige wijze plaatsvindt neemt de ziekte snel epidemische vormen aan. Verspreiding kan voorkomen worden door zieke delen weg te nemen. De aangetaste delen na snoei ter plaatse in laten drogen en dan pas vervoeren voorkomt verspreiding van de aantasting. Aan te bevelen is om zoveel mogelijk aanplant te gebruiken die verminderd vatbaar is voor de ziekte.  Een snelle vaststelling van aantasting  en adequate reactie is geboden. Bacterievuur gevoelige soorten jaarlijks controleren en sporadisch als laanboom aanplanten voorkomt uitbreiding van de ziekte.

Bomen en zonnepanelen
De afgelopen jaren is een toename van het aantal particulieren en bedrijven dat zonnepanelen plaatst op daken van woningen of andere panden. De overheid stimuleert het toepassen van zonnepanelen. Ze leveren minder rendement op als een deel van het paneel schaduw krijgt door bijvoorbeeld bomen. Steeds vaker ontvangt de gemeente verzoeken om bomen te kappen of te snoeien om schaduwwerking op zonnepanelen te verminderen.

De gemeente hecht grote waarde aan het verduurzamen van de energievoorziening maar ook aan de groen- en bomenstructuur.

Het belang van de groen- en bomenstructuur ligt vast in dit plan. Als de gemeente verzoeken krijgt voor het verwijderen of snoeien van bomen om schaduw op zonnepanelen te voorkomen of verminderen, zijn deze beleidslijnen vaak conflicterend.

De gemeente hanteert als beleidsuitgangspunt dat de aanwezigheid van zonnepanelen of de wens om tot plaatsing daarvan over te gaan, geen reden is voor het vellen van bomen. Het openbaar groen is waardevol voor de gemeente en dient bovendien een maatschappelijk belang. Indien de schaduwwerking van bomen verholpen kan worden door een snoeiingreep én het is boomtechnisch verantwoord dan kan overgegaan worden op snoei. 

2 2.3 Het beheer van de groenvakken

  • Het beheer richt zich op twee zaken:
  • Renovatie.
  • Dagelijks beheer.

Vervanging groen
Zoals aangegeven bij Besluit begroting en Verantwoording provincies en gemeenten moet rekening gehouden worden met vervanging en daaraan gepaarde kosten van het groen. In het onderstaande beslismodel is aangegeven hoe hier mee omgegaan wordt.

Beslismodel
Veiligheid: De veiligheid kan nooit volledig gegarandeerd worden. Het is wettelijk bepaald dat de groeneigenaar zorgvuldig moet handelen. Onveilige situaties (een verhoogd risico) mogen niet voorkomen. Indien een vak niet veilig is dan moeten maatregelen getroffen worden. Bij een blijvend verhoogd risico wordt het vak gerenoveerd. Als het vak veilig te maken is dan wordt het niet gerenoveerd.

Functioneren: Als een vak niet functioneert dan is het nutteloos om het in stand te houden. In dat geval wordt het vak gerenoveerd.

Herinrichting: Reconstructies van civieltechnische aard hebben vaak tot gevolg dat de groenvakken meegenomen worden bij de herinrichting. Is het vak van goede kwaliteit dan moet beoordeeld worden of het behouden kan blijven. Blijkt dit niet het geval te zijn dan volgt een renovatie.

Slechte technische staat: Een vak kan een slechte technische staat hebben omdat bijvoorbeeld de planten in het vak niet groeien, te oud zijn of dat de verkeerde soortkeuze gemaakt is. Soms kan dat met beheeringrepen opgelost worden door bijvoorbeeld te snoeien, te bemesten of in te boeten. In dat geval blijft het vak behouden. Lukt dit niet dan wordt het gerenoveerd.

Overlast: Meestal wordt overlast door burgers gemeld. Het kan een belemmering van het uitzicht, wegnemen van licht, hinder van doornen, blad, vrucht- of bloesem, enz. Soms kan het opgelost worden door het treffen van een beheermatregel. Het vak kan in dat geval behouden blijven. Lukt dit niet dan wordt het vak gerenoveerd.

Dagelijks beheer
Het groen in de gemeente wordt onderhouden conform de Kwaliteitsgids Openbare Ruimte (KOR) van CROW. CROW  is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.

Deze gids kent vijf niveaus:

Kwaliteitsniveaus A+ en D zijn theoretische niveaus. Bij A+ mag bijvoorbeeld geen sprake zijn van onkruid of zwerfafval. De beheerder moet het dus voordat het groeit of op de grond ligt al weghalen. Dat is onmogelijk. Kwaliteitsniveau D betekent niets doen. Dat is in de openbare ruimte van Opmeer niet wenselijk. 

Sinds een aantal jaren beheert de gemeente het meeste groen daarom volgens kwaliteitsniveau B. In de bosplantsoenvakken (vakken waar heesters én bomen gemengd voorkomen) wordt kwaliteitsniveau C aangehouden. Vaste planten en wisselperken worden op kwaliteitsniveau A onderhouden. Uit de evaluatie met de gemeente blijkt dat men tevreden is met de gehanteerde niveaus, zoals tevens verwoord in het rapport van de burgerpeiling ‘Waar staat Opmeer?’ uit 2020. 

Het beheerplan 2023 is uitgegaan van een B-kwaliteit. De discussie over dit kwaliteitsniveau heeft er toe geleid dat het plan destijds maar voor één jaar is vastgesteld. De gemeenteraad wilde meer inzicht in de vertaling naar de praktijk. Daarbij is het wel of niet functioneren van een beplanting een belangrijk item geweest. De gemeenteraad en het college hebben begeleid door de buitendienst een rondgang gemaakt langs het groen van Opmeer. Daarbij is aangegeven dat een B-kwaliteit weliswaar een verzorgd beeld geeft maar dat dit, ondanks de naamgeving in de tabel, niet altijd functioneel is.

Thema’s als biodiversiteit en klimaatadaptatie kunnen in sommige gevallen beter functioneren op een lager kwaliteitsniveau. Voor het thema duurzaamheid geldt in sommige gevallen dat een hoger kwaliteitsniveau beter uit kan vallen. Variëren met niveaus is daarom een aandachtspunt in dit beheerplan. 

Snippergroen
Indien een verzoek komt tot gebruik van een stuk snippergroen wordt tot overname besloten als het betreffende stuk snippergroen:

  • Niet tot verkeersonveilige situaties leiden
  • De bereikbaarheid van naastgelegen openbaar groen niet belemmeren
  • Geen deel uitmaken van kabel- en leidingtracé en/of verlichting elementen
  • Geen onderdeel uitmaken van geplande ontwikkelingen
  • Niet grenzen aan een openbare, doorgaande weg

Vanzelfsprekend zijn aan het beheer van snippergroen door de burgers voorwaarden verbonden: het nog steeds openbare groen mag niet aan het zicht onttrokken worden (schutting, muur) en het snippergroen dient haar openbare karakter te behouden. Bovendien mag geen verkeersonveilige situatie gecreëerd worden.

Samenwerking
De gemeente wil de burgers stimuleren om actief deel te nemen aan de samenleving van Opmeer. Dit geldt zowel voor individuen maar ook voor onder andere  groepen burgers, scholen en verenigingen. Op het gebied van openbaar groen zijn mogelijkheden om te participeren. Initiatieven vanuit de samenleving worden opgepakt en waar mogelijk ondersteund. Meer met elkaar dan voor elkaar. Gedacht kan worden aan aanpassing van beplanting waarna burgers het onderhoud voor hun rekening nemen.

Een grootschalige samenwerking is die tussen gemeente burgers, agrarische sector en bedrijfsleven. Door de Rijksoverheid en de provincie worden momenteel middelen beschikbaar gesteld voor allerlei projecten met een groene gedachte. Omdat de gemeente niet of nauwelijks beschikt over grond waar dergelijke initiatieven te realiseren zijn, bestaat haar taak voornamelijk uit initiëren. Het samenbrengen van partijen en hulp bieden bij de planontwikkeling, realisatie en het beheer.

Communicatie
Online Meldpunt Openbare Ruimte

Opmeer werkt met het concept Click Call Face. Dat betekent dat 80% van de enkelvoudige vragen via de click worden beantwoord. De gemeente werkt met de Fixi app of website, waarop meldingen openbare ruimte kunnen worden doorgegeven. Uiterlijk binnen drie dagen krijgt de melder een reactie wanneer en hoe de melding wordt afgehandeld. Er wordt aan gewerkt om de reactietijd zo kort mogelijk te houden waarbij gestreefd wordt naar één dag. De 20% complexere vragen blijven we afhandelen via de Call of de Face .

Burgerparticipatie
Steeds vaker willen onze inwoners en ondernemers zelf meedenken over de inrichting van de openbare ruimte. Daarom betrekken we omwonenden bij groenplannen. 

Samenspraak
Als bewoners goed geïnformeerd worden, is er meer draagvlak voor de nieuwe plannen. Voor grootschalige groenrenovaties wordt ieder jaar een werkplan opgesteld. De inwoners worden uitgenodigd voor samenspraak. Zij krijgen informatie over het plan en kunnen hierover meedenken. 

Gemeentepagina
Op de gemeentepagina in De Kogge (dekogge.eu) informeren we onze inwoners over groenrenovaties, kerstboominzamelingen en inloopavonden. Maar ook een aanschaf van bijvoorbeeld een groot werktuig laten we op die manier aan onze inwoners weten. Ook de gemeentelijke website wordt hiervoor ingezet.

Sociale media: X en Facebook
Via Facebook en X laten we aan onze volgers weten wat we doen aan de gladheidsbestrijding. Ook versturen we tweets via @gemeente_opmeer voor andere nieuwsberichten. Te denken valt aan het vegen van wegen, snoeiwerkzaamheden, inleveren van kerstbomen enzovoorts.

Oneigenlijk in gebruik genomen groen
De gemeente beschikt over een kaart met daarop aangegeven het groen dat oneigenlijk in gebruik is genomen. Deze kaart wordt continue aangepast. Bewoners die zonder toestemming de gemeentegrond gebruikten, moeten een gebruikersovereenkomst aangaan met de gemeente. Indien de grond voor verkoop in aanmerking komt dan wordt een koopovereenkomst aangeboden. Indien geen gebruikersovereenkomst is aangegaan dan wordt de grond teruggenomen. Bij bewonersmutatie wordt niet uitgeefbaar groen teruggenomen. Tijdens de onderhoudsronden wordt tevens gecontroleerd op nieuwe oneigenlijk ingebruiknemingen. Bij constatering daarvan wordt direct actie ondernomen om de ingebruikneming ongedaan te maken.

Het onkruidbeheer op de verhardingen
De inzet van chemische middelen ter bestrijding van onkruid op verhardingen is (wettelijk) niet toegestaan. Om te voorkomen dat onkruidgroei ontstaat is het allereerst van belang dat bewust omgegaan wordt met het ontwerpen, gebruiken en beheren van verhardingen.

De beheersing van het onkruid wordt op preventieve wijze mechanisch uitgevoerd. Het vegen van de verhardingen gebeurt volgens de schaalbalk uit de KOR op niveau B. Dit houdt tevens in dat onkruiden minder kans krijgen om te kiemen. Voor het beheersen van het onkruid worden milieuvriendelijke machines ingezet. Ten opzichte van chemische bestrijding is de mechanische aanpak aanmerkelijk duurder. Hiermee is rekening gehouden in de begroting.

Ga naar de inhoud